Communicatieadvies

Incompany trainingen

Boek ABC

Les 17: belooft of beloofd

Don Quichot trekt ten strijde!

Het is vrijdag en de weersvoorspellingen voor het weekend zijn gunstig. Er is veel te beleven dit weekend, ook voor de mensen die niet naar Pinkpop gaan. Als je je verheugt op het weekend, is het dan:

A. Het belooft een mooi weekend te worden of
B. Het beloofd een mooi weekend te worden?

Eén van de werkwoorden waarbij ik heel vaak d’s en t’s verkeerd zie staan, is beloven: belooft en beloofd lopen behoorlijk door elkaar. Net als verhuizen is dit een lastige, vooral voor mensen die ’t Kofschip danwel ’t Fokschaap wel kennen, maar net niet helemaal goed toepassen. Daar komt bij dat beide vormen – beloofd en belooft – in onze taal voorkomen en er dus allebei op zich goed uitzien.

Is het nou ‘Ik heb beloofd te stoppen met roken’ of ‘Ik heb belooft te stoppen met roken’?
Is het ‘Het beloofd een mooie dag te worden’ of ‘Het belooft een mooie dag te worden’?

En waarom in vredesnaam?

Om dit te begrijpen, heb je kennis nodig van drie dingen: persoonsvormen, voltooid deelwoorden én het ezelsbruggetje ’t Kofschip (maar dan goed). Tja, als je het goed wilt doen, moet je er wel wat voor over hebben. Helaas.

1 – bepaal of het gaat om een persoonsvorm of een voltooid deelwoord.

Lees ook ‘help, wat is een voltooid deelwoord?’

2 – vervoeg de persoonsvorm.

(HELP, WAT ZEG JE NU, WANDA??! Ja, sorry, zo heet dat. Net zoiets als ‘schil de aardappelen’ in een recept. Ik probeer het duidelijk te maken. Doe anders de andere lesjes hierover nog een keer.)
Is het een persoonsvorm, dan is het met een t. Immers: derde persoon enkelvoud (wat ‘het’ is) is altijd met een t. Pak een ander werkwoord en je hoort het meteen: hij loopt, hij koopt, hij fietst, hij danst en ga zo maar door. Zie ook: ‘hij vermijd of hij vermijdt‘.

3 – vervoeg het voltooid deelwoord

Is het een voltooid deelwoord, dan komt ’t Kofschip – tegenwoordig Kofschiptaxietje – om de hoek kijken. Dat is makkelijker dan het lijkt, want juist bij een werkwoord als ‘beloven’ zit er een addertje onder het gras. Eigenlijk krijgen de meeste voltooid deelwoorden van zwakke werkwoorden (help, wat is dat???) een d op het eind. Een voltooid deelwoord van een zwak werkwoord krijgt alleen een t, als de laatste medeklinker van de stam van het werkwoord voorkomt in ’t Kofschip. Kun je het nog volgen?

In het geval van ‘beloven’ is de stam van het werkwoord ‘belov’, namelijk ‘beloven’ minus ‘-en’. En de v zit niet in ’t Kofschip! Dus het voltooid deelwoord van beloven is gewoon met een d. Dus niet ‘ik heb belooft’, maar ‘ik heb beloofd’. En ‘beloofd is beloofd’.

DUS: het goede antwoord is A! Geniet ervan.

Les 16: korte broekenweer of kortebroekenweer

Don Quichot trekt ten strijde!

Als het mooi weer is en je kunt een korte broek aan, hoe schrijf je dat dan?
A. korte broekenweer
B. korte broeken weer
C. kortebroekenweer

Spatiegebruik – of gebrek eraan – kan in onze taal de gekste dingen opleveren. Wij schrijven erg veel aan elkaar, net als onze Duitse buren en in tegenstelling tot onze Engelse buren.

Zo is het bijvoorbeeld ‘het rodekoolplantje’. Waarom?
Als je ‘het rode koolplantje’ schrijft, dan is het plantje rood, terwijl het gaat om rode kool. Gaat het niet om het plantje van rode kool, maar om een rood (kool)plantje, dan is het wel ‘het rode koolplantje’. Je ziet hier dus betekenisverschil.

Het goede antwoord op bovenstaande vraag is dus ‘kortebroekenweer’ en geen ‘korte broekenweer’; het weer is niet kort, maar de broek. Tja. ‘Kortebroekenweer’ staat misschien een beetje gek, maar het is wel goed. Of korte broeken gek staan, daar laat ik mij verder niet over uit.

Les 15: u hebt of u heeft?

Don Quichot trekt ten strijde!

Laatst vroeg Nathalie mij op Facebook of ze ‘u hebt’ of ‘u heeft’ moet gebruiken. Ik begrijp haar verwarring, want je ziet beide vormen. Welke is goed? Het antwoord is: beide. Dat komt door hoe het woord ‘u’ onstaan is. Een mooi voorbeeld van het grillige karakter van taal.

Veel mensen gebruiken van nature de vorm ‘u heeft’, omdat ze dat gevoelsmatig mooier vinden. Echter, gebruiken ze dan ook de vorm ‘u is’? Nee, dat niet. We zeggen (en schrijven) allemaal ‘u bent’.

Wat is ‘u’ eigenlijk?
Omdat we allemaal ‘u bent’ zeggen, zou je kunnen denken dat ‘u’ de tweede persoon is, maar dan beleefder. Waarom kiezen dan zoveel mensen voor ‘u heeft’ in plaats van ‘u hebt’? Je zegt immers ook niet ‘jij heeft’. Wat is er aan de hand? Is ‘u’ misschien geen tweede persoon, maar een derde persoon?

Aangezien veel mensen graag ‘u heeft’ gebruiken, zou je het bijna denken. En dat is geen gekke gedachte. Mogelijk is ‘u’ een afgesleten vorm van ‘uwe edelheid’, dat natuurlijk een derde persoon is. ‘Uwe edelheid is van harte welkom’ klinkt volstrekt logisch. Dan is het dus ook ‘u is’ en dat vinden we ouderwets. Terecht; het ís ouderwets.

Consequent! Of niet?
Wil je consequent zijn en graag ‘u heeft’ gebruiken, dan zou je eigenlijk ook ‘u is’ moeten gebruiken. Dat doet niemand. Veel mensen gebruiken ‘u heeft’ en ‘u bent’; dat betekent eigenlijk dat je de ene keer ‘u’ als derde persoon gebruikt en de andere keer als tweede persoon. Wil je consequent zijn en niet ‘u is’ gebruiken, dan kies je voor ‘u hebt’ in combinatie met ‘u bent’.

Je kunt natuurlijk ook niet consequent zijn en gewoon ‘u heeft’ gebruiken in combinatie met ‘u bent’. Waarom niet? Niemand zit de hele dag jouw zinnen te ontleden. Behalve ik dan 😉

Kortom: het is een keuze. Wees je bewust van wat je doet. Wil je consequent zijn, gebruik dan ‘u’ als tweede persoon en vervoeg de werkwoorden op die manier. Vind je ‘u hebt’ lelijk, maar ‘u is’ ook? Wees dan niet consequent. Het kan; taal is grillig.

Als jij voor jouw bedrijf, website of boek een bepaalde lijn kiest, hou die vol. Ook als je niet consequent bent, door ‘u heeft’ met ‘u hebt’ te combineren, moet je dat consequent volhouden.

Overigens kiest Genootschap Onze Taal voor de combinatie ‘u hebt’ en ‘u bent’. Lees hier het artikel van Onze Taal >>

Les 14: een punt maken van komma’s. En punten.

Don Quichot trekt ten strijde!

Mensen zoals ik worden wel gekscherend ‘kommaneukers’ genoemd, omdat wij van elke taalfout een punt maken. Ook punten en komma’s ontkomen niet aan de eindeloze correctiedrift van de scherpschrijvers van deze wereld. Met deze les wil ik je laten zien dat dat niet zo gek is als het lijkt. Vandaag maak ik een punt van komma’s. En punten.

Dit prachtige voorbeeld met de Engelse taal laat zien wat je kunt met punten en komma’s:
An English professor wrote the words ‘Woman without her man is nothing’ on the blackboard and directed his students to punctuate it correctly.
The men wrote: ‘Woman, without her man, is nothing.’
The women wrote: ‘Woman: Without her, man is nothing.’

Beide manieren zijn goed, maar het betekenisverschil is groot. Een dergelijk voorbeeld is in het Nederlands minder eenvoudig te bedenken, maar het belang van interpunctie zie ik dagelijks op social media. Deze plukte ik vandaag van Facebook. Het is een commentaartje bij een schattige foto:

baby en hondnee het hoort niet maar ik geloof dat iedereen zijn hond kent met onze nieuwe zou ik het ook niet toe laaten of wel het een schat van een hond is met onze jammer genoeg doode hond zelfs kleine kinderen

Dan moet ik echt diep zuchten. Wat is het vermoeiend om zo’n tekstje te lezen. Dit zie je aan de lopende band. Mensen laten punten en komma’s weg op Twitter om binnen de 140 tekens te blijven; die mensen doen het expres, maar ik vind het niet om aan te zien. Voor mij veroorzaakt het ruis. Anderen tikken gewoon maar door zonder erbij na te denken of hun teksten wel leesbaar zijn het lijkt wel of ze hun gedachten er zomaar uit laten stromen zonder enige vorm van censuur daar kan ik echt met mijn verstand niet bij zijn die mensen gewoon dom of is het een vorm van creativiteit die mij ontgaat ik vind het ronduit belachelijk ook zulke mensen hebben blogs dat zou verboden moeten worden.

Zou ik de zin over het kind en het hondje voorzien van leestekens, dan zou het er bijvoorbeeld zo uitzien:
Nee, het hoort niet, maar ik geloof dat iedereen zijn hond kent. Met onze nieuwe zou ik het ook niet toelaten, ofwel het een schat van een hond is. Met onze jammer genoeg dode hond zelfs kleine kinderen.
Je ziet, ik corrigeer meer dan de leestekens, want er was nog veel meer op de tekst aan te merken. Nog steeds, trouwens. Geeft niks; ‘het is Facebook maar; wat doet het ertoe?’ Zucht. Ik heb er grote moeite mee om iemand die zo schrijft serieus te nemen. Noem mij maar een kommaneuker.

Maar hoe moet het dan wel? Dat lees je in de volgende les.

Scherp schrijven op je werk

Heb je wel eens het idee dat iemand jouw verslag of briefing niet helemaal gelezen heeft? Twijfel je wel eens tussen d’s en t’s, tussen wel of geen spatie, tussen komma of puntkomma? Of komt er überhaupt geen letter op papier?

cursisten aan het werkMails, vacatureteksten, verslagen, briefings: je schrijft wat af. Voor je baas, je collega’s, je klanten, je leveranciers… Schrijven is meer dan typen. Schrijven heeft alles te maken met begrijpen wat je aan het doen bent. Weten voor wie je schrijft en wat je wilt bereiken. Zorgen dat je weet hoe je dingen schrijft en dan ook nog zó dat iemand jouw tekst uitleest. De kans dat je bereikt wat je wilt, is vele malen groter als je werkelijk weet waar je mee bezig bent.

Wil jij teksten leren schrijven die scoren? Boek dan, samen met je collega’s, een training ‘scherp schrijven op je werk’.

Wat komt er aan bod?

Wat, wanneer, waar?

Les 13: kan ‘word’ in een zin met ‘ik’ een t krijgen?

Don Quichot trekt ten strijde!

Vandaag kreeg ik deze mail:

“We zijn via Google bij jouw site uitgekomen. We weten dat je geld vraagt voor je diensten, maar we hopen dat je voor ons een uitzondering wilt maken. We hebben namelijk 1 vraagje over hoe we iets correct kunnen schrijven. Het is namelijk een zin uit een gedichtje voor ons geboortekaartje. Wij waren altijd in de veronderstelling dat wanneer er ‘ik’ in een zin staat, je er nooit een ’t’ achter moet zetten. Nu hebben we dit gedichtje van het internet gehaald en de onderstaande zin stond dus zo geschreven.

Papa en Mama zullen wel veel gapen, want vanaf nu beslis ik tot hoe laat er wordt uitgeslapen.

Nu gaan we steeds meer twijfelen en willen graag weten of dat de bovenstaande zin correct is. Als je ons daarmee kan helpen dan zouden we je heel dankbaar zijn.

Met vriendelijke groet,

Joost & Angela”

Wie deze mensen heeft wijsgemaakt dat er geen t achter mag als er ‘ik’ in een zin staat, snapt er zelf niks van. Wat een onzin. Ik heb teruggeschreven dat er in dit geval weldegelijk ‘wordt’ hoort te staan; het hoort niet bij ‘ik’. Sjonge jonge. No charge.

Wat ik van het gedichtje vond, werd me trouwens niet gevraagd. Daar heb ik me dus ook niet over uitgelaten 😉

Les 12: wanneer gebruik je de puntkomma?

Mijn taallesjes zijn populair en dat vind ik een groot compliment. Ik kreeg de vraag hoe het zit met de puntkomma en daar kan ik natuurlijk een lesje over maken. Echter: er is een lesje op Vimeo dat ik onmogelijk kan overtreffen. Dat ga ik dus niet proberen.

Filmding – Tilburg University – Schrijfwijzer: Puntkomma from Filmding BV on Vimeo.

Les 11: een einde aan het lijden

Als er lijdende zinnen worden gebruikt, zijn teksten slechter leesbaar dan als er actief wordt geschreven. Lijdende zinnen worden grammaticaal niet fout gerekend, maar worden wel als onaangenaam ervaren. Hoe meer lijdende zinnen er in een tekst worden gebruikt, hoe slechter de tekst wordt gelezen.

Voel je al de neiging om af te haken? Waarschijnlijk wel. Hoe komt dat? Ik heb een paar lijdende zinnen gebruikt. En dat is niet fijn voor jou als lezer. Als schrijver moet je zorgen dat het lezen van jouw tekst comfortabel is. De lijdende zin is een teken van lui schrijversschap, in mijn optiek. Jij wilt toch dat mensen je tekst lezen? Doe dan je best!

Wat is een lijdende zin?
Een lijdende zin is een zin waarin het onderwerp iets ondergaat. Het onderwerp van de zin doet zelf niks. Help, wat is het onderwerp van de zin? Het onderwerp van de zin is dat ding dat de vorm van de persoonsvorm bepaalt. Help, wat is de persoonsvorm? Dat is het stukje van de zin dat meeverandert als je het onderwerp van enkelvoud naar meervoud zet of andersom.
Kijk:

In deze zin is ‘de hond’ het onderwerp; daar hoort de persoonsvorm ‘loopt’ bij. Verander je ‘de hond’ in ‘de honden’, dan verandert de persoonsvorm mee: ‘de honden lopen op straat.’

In een lijdende zin doet het onderwerp niet iets, maar ondergaat het iets. Bijvoorbeeld:

Nou is dat zinnetje voor de leesbaarheid niet zo’n heel groot probleem; het is nog steeds kort. In langere zinnen zoals in de inleiding van dit stukje is de lijdende vorm echter wel een probleem.

Hoe herken je een lijdende zin?

Wees alert op vormen van ‘worden’. Er zijn ook lijdende zinnen met ‘zijn’, maar de meeste zijn met ‘worden’. Is elke zin  met ‘worden’ dan lijdend? Nee, zeker niet. Deze zin is niet lijdend:

Deze zin is wel lijdend:

Begrijp je het verschil? In de eerste zin wordt hij zelf misselijk. Hij wordt iets; iets wat hij eerst niet was. In deze zin heeft ‘worden’ de betekenis van ‘veranderen in’.  In de tweede zin ondergaat hij iets, namelijk het ophalen. Aangezien hij iets ondergaat, is deze zin lijdend.

Waarom is een lijdende zin zo erg?

Uit onderzoek blijkt dat lezers een actieve schrijfstijl op prijs stellen. Daarom is het goed om ernaar te streven de lijdende vorm te vermijden. Als je echter niet weet wie of wat de actieve partij is, dan kun je een lijdende zin eigenlijk niet vermijden. Soms is het zelfs heel functioneel om een lijdende vorm te gebruiken. Bijvoorbeeld in deze zin:

Vaak is de lijdende zin echter gewoon gemakzucht. De schrijver heeft niet geprobeerd om aangenaam te schrijven. Dat is jammer. Weet je de lijdende zin uit te bannen, dan neemt de leesbaarheid van  jouw teksten met sprongen toe. Echt waar!

Hoe kom je van de lijdende zin af?
Daar moet je even moeite voor doen. Vaak schrijf je lijdende zinnen bijna automatisch. Dat is niet erg, als je daarna dan maar even als een redacteur door je eigen tekst gaat en elke lijdende vorm eruit haalt. Dat doe je door op de plek van het onderwerp gewoon degene te zetten die het ‘doet’. Enkele voorbeelden die ik zo van internet pluk, met daarna mijn alternatief:

In het geval van de tekst uit de inleiding gaat het om degene die schrijft en degene die leest. Dan wordt het bijvoorbeeld zo:

Als je lijdende zinnen gebruikt, zijn teksten slechter leesbaar dan als je actief schrijft. Lijdende zinnen zijn grammaticaal niet fout, maar de lezer ervaart ze wel als onaangenaam. Hoe meer lijdende zinnen je in een tekst gebruikt, hoe slechter lezers de tekst lezen.

Mijn favoriete onderwerp: d’s en t’s!

Vanmorgen mocht ik het over taal hebben bij het bedrijf dat mijn website host: Admium. Wat een plezier. Om 08:00 liet ik de deelnemers zich blindstaren op nevenstaande taalfout uit het AD van vanmorgen. Deze is nog niet zo eenvoudig, dus je bent meteen wakker. Tenminste, ik wel!

Daarna genoten we samen van de prezi die ik dit weekend met veel plezier in elkaar had gezet. De wereld zit vol taalfouten en ik presenteer ze graag:

Vervolgens vertelde ik alles over d’s en t’s. Wat heb ik toch een heerlijk vak ;-). Wil je weten wat ik ongeveer verteld heb, bekijk dan de taallesjes op deze site:
Les 1: ik word of ik wordt >>
Les 2: jij rijd of jij rijdt >>
Les 3: hij vermijd of hij vermijdt >>
Les 4: help, wat is een voltooid deelwoord? >>
Les 5: hij is verhuisd of hij is verhuist >>

Voor de volgende keer heb ik de deelnemers de volgende uitdagingen meegegeven:
– maak een account aan op www.beterspellen.nl en speel elke dag
– neem de volgende keer een taalfout mee uit drukwerk (krant/tijdschrift)
– maak de spatietoets op www.spatiegebruik.nl/spatietoets

Eventueel kun je jezelf nog trainen op internet, bijvoorbeeld op deze website >>

Les 10: de apostrof (de wat???)

Don Quichot trekt ten strijde!

De apostrof. De wat? Die hangende komma. Door grapjassen ook wel de appelstroop genoemd.

Goed, duidelijk. Die komma daar bovenaan de regel noemen we dus een apostrof. Wat kun je ermee?

In de praktijk gebruiken we de apostrof vooral als we een s achter een naam plakken omdat iets van iemand is. “Wanda’s fiets” bijvoorbeeld. Zag je ‘m? (Ah, daar staat -ie ook, bij ‘m. Dat komt doordat we daar iets weg hebben gelaten. Om het simpel te houden, gaan we het daar verder niet over hebben.)

“Wanda’s fiets”. Duidelijk. Doe je dat niet, dan staat er “Wandas fiets” en dat ziet er stom uit. Bovendien spreek je het dan misschien verkeerd uit. Je moet zeggen “WandAAs fiets”. En niet “WandAs fiets”. Simpel.

Dat is dus ook de regel: je gebruikt de apostrof als je het anders verkeerd uitspreekt. Is dat risico er niet, dan moet je geen apostrof gebruiken. Dus bijvoorbeeld “Edwins fiets” is zonder apostrof.

Snap je?

Tot zover het Nederlands. Het Engels doet het anders en daar raken we met z’n allen van in de war! Het Engels gebruikt die apostrof altijd in deze situatie! Heel onpraktisch. Laat je niet gek maken door “Edwin’s bike”, want in het Nederlands is het gewoon “Edwins fiets”!

Wij Nederlanders gebruiken de apostrof trouwens ook bij meervouden. Bijvoorbeeld “komma’s”. Of “mama’s”. Om dezelfde reden: anders spreken we het verkeerd uit. Het Nederlands is daar goed in: dingen zo opschrijven dat je het goed uitspreekt. Behalve bij werkwoorden dan ;-). Het is dus niet “koffer’s” – die apostrof is niet nodig, maar “koffers”.

Het Engels is daar heel slecht in, in dingen opschrijven zoals je ze uitspreekt. Dat komt doordat zij hun spelling nooit aanpassen aan hoe de taal zich ontwikkelt in de praktijk. Die schrijven dus geen apostrof bij meervouden. Die schrijven gerust kommas. Of mamas. Tja. Daar raken wij Nederlanders dus van in de war.

Niet in de war raken. Onze taal heeft heel duidelijke regels en die zijn anders dan in het Engels. Net als met spaties (zonder apostrof, zie je?). Hebben we het ook een keertje over. Voor nu wens ik u weer een fijne dag zonder taalfouten.